Maria Magdalenakerk
Als
een stoere vesting stond tot eind zestiger jaren van de vorige eeuw het
'brutale bastion van Rome' midden in stijl communistische Amsterdamse
Spaarndammerbuurt. Achitect P.J.H. Cuypers (1827-1921), bekend van het
Rijksmuseum en Centraal Station, ontwierp daarnaast zes schitterende
kerken in Amsterdam. Met als absoluut kroonjuweel de vroeg-neo-gotische
Maria Magdalenakerk in de Spaarndammerstraat.
HEILIGE ZONDARES
De
kerk in de Spaarndammerstraat had Miryam (Maria) uit de Palestijnse
stad Magdala (Magdalit) als patroon. Het graf van deze dame bevind zich
onder de 7 uivormige gouden koepels van de Orthodox Russische Kerk aan
de voet van de Olijfberg buiten Jerusalem. Ze was de zuster van Martha
en Lazarus en de niet met name genoemde zondares uit het Evangelie van
Lucas. De plaats waar zij rond het begin van de Christelijke jaartelling
werd geboren, gold als de belangrijkste stad aan de westelijke oever
van het Meer van Galilea, bekend vanwege de losse zeden.
Nadat
Jezus niet minder dan zeven boze geesten bij haar had uitgedreven,
sponsorde ze Jezus met haar vermogen. Ze maakte deel uit van de groep
vrouwen die Jezus volgde op zijn weg naar Jeruzalem.
Ze
was bij zijn terechtstelling aanwezig en zag hem als eerste na de
verrijzenis. (mc. 16,9). Het duurde tot de 12e eeuw dat Maria Magdalena
voor het eerst wordt vereerd in de westerse kerk. Ze groeide hier uit
tot patrones van vrouwen, boetelingen, scholieren, studenten,
gevangenen, kappers, tuinders, wijnboeren, wijnhandelaren, loodgieters,
wolwevers, handschoenmakers, cosmeticabereiders en kinderen. Maria
Magdalena was beschermheilige tegen onweer en ongedierte.
De
kerk gold als een meesterwerk van de man die ook het Centraal Station
en Rijksmuseum ontwierp. Petrus Josephus Hubertus (Pierre) Cuypers.
Geboren in 1827 in Roermond. Cuypers was opgeleid in de geest van het
toen heersende neoclassicisme aan de Kunstacademie in Antwerpen. Om zich
daarna als architect te vestigen in zijn geboortestad. Tijdens
studieriezen in het Rijnland bestudeerde hij de romaanse en gotische
stijl. Deze laatste vooral in Keulen, waar de voltooiing van de Dom in
volle gang was. De gotiek van de grote Franse kathedralen uit de
twaalfde en dertiende eeuw en de vroege gotiek uit het Vernieuwing in
bouwkundig opzicht bracht Cuypers door het opnieuw toepassen van de
gotische constructiemogelijkheden, waarbij hij later ook modernde
constructiewijzen en materialen toepaste. In 1865 vestigde hij zich in
Amsterdam. Het Centraal Station was het eerste stationsgebouw in
Nederland waarvan het ontwerp in 1876 aan een architect werd toebedeeld.
Voorheen werd dit gedaan door ingenieurs. Reden hiervoor was de
markante plaats in Amsterdam en het nationale belang dat aan dit station
werd toegekend. De opdracht werd verstrekt aan Cuypers. Hij werkte
samen met A.L. van Gendt, een werktuigkundige met jarenlange ervaring
bij de spoorwegen. Aan de opdracht zat de eis verbonden dat het gebouw
uitgevoerd moest worden in 'Oud-Hollandsche stijl'; Cuypers heeft op
zijn eigen manier aan deze eis gehoor gegeven door een neo-stijl toe te
passen, geïnspireerd op de late gotiek en vroege renaissance.
Maar
het was vooral in de kerkbouw waarin Cuypers zich kon uitleven. Toen
hij zijn loopbaan als architect begon, vond het herstel van de bisdommen
van 1853 in Nederland plaats. Veel Hollanders hadden eeuwenlang in het
geniep hun katholieke geloof moeten beleiden. De katholieke emancipatie
kon plaats hebben.
De
gemeente vond het maar niets dat er zo'n katholiek monument zou
verrijzen midden in de arbeidersbuurt. Er volgde een jarenlang
geharrewar over enkele meters grond, maar uiteindelijk was het een
beslissing van de Raad van State die de bouw van de kerk mogelijk
maakte.
Architect
Cuypers was net klaar met het Amsterdamse Centraal Station (1882/89)
toen hij iets verder westelijk aan het spoor begon met de bouw van de
driebeukige kruisvormige Magdalena-basiliek. Op het vreemdste grondplan
waarop hij ooit een kerk bouwde.
De
architect liet zich hierbij inspirereren door de oude Lieve-Vrouwekerk
te Trier, het vroegste gotische kerkgebouw in Duitsland. Op 1 oktober
1889 gleed de eerste heipaal in de drassige grond als was het boter, men
vond geen zandplaat tot steun. Er werden langere palen besteld. Op 20
december ging de laatste paal de grond in. In drie weken was de
fundering gereed en op 17 april 1891 wijdde de Haarlemse bisschop
Bottemanne de kerk van de Heilige Maria Magdalena plechtig in. Hetzelfde
jaar dat de Duitse keizer Wilhelm II en keizerin Augusta Viktoria een
bezoek aan Amsterdam brachten. Het jaar dat de Elandsgracht werd
gedempt.
Het
front van de kerk was erg smal. De kerk werd breder aan de achterzijde
en eindigde in een centrale ruimte onder de toren, met aan drie zijde
transept-beuken. Hierachter was een nog breeder deel met het koor en
twee diagonaal geplaatste kapellen in elke hoek tussen koor en
zijbeuken. De aankleding en inrichting (polychromie, en meubilering)
waren ontworpen door Cuypers en zijn atelier Cuypers-Stoltzenberg. Het
kerkinterieur gaf als zodanig een zeldzaam volledig beeld van de kerk
zoals men die in de periode van de neogotiek als ideaal zag. De kerk
werd bekroond met een stoere vierkante toren. Volgens velen, inclusief
Cuypers zelf, was de Magdalenakerk een meesterwerk.
1965
De Maria Magdalenakerk zou nog in de analen van de vaderlandse popgeschiedenis belanden als eerste plek waar de muziekgroep The Cats buiten Volendam optraden. Dat was in 1965. Een oom van zanger Cees Veerman was daar toen pastoor.
De Maria Magdalenakerk zou nog in de analen van de vaderlandse popgeschiedenis belanden als eerste plek waar de muziekgroep The Cats buiten Volendam optraden. Dat was in 1965. Een oom van zanger Cees Veerman was daar toen pastoor.
1968
Dit bijzondere kerkgebouw van Cuypers werd in 1968 gesloopt. Een zeer betreurde afbraak, want het was een van de boeiendste van alle Cuyerskerken en nog maar zevenenzeventig jaar oud. De fundamenten bleken niet in orde te zijn. Dit werd geconstateert door parochiaan Van der Pal, de boomlange constructeur en bouwkundige die er door de toenmalige pastoor Laurenwutch werd bijgehaald. Er was geen redden meer aan. Net als de de Willibrorduskerk aan de Amsteldijk en de Nicolaas en Barbara aan de Da Costakade ontkwam dit meesterwerk niet aan de afbraak. De Posthoorn in de Haarlemmerstraat, de Vondelkerk en de Dominicuskerk in de Spuistraat zijn aan de sloophamer ontsnapt. De gelijktijdig met de Maria Magdalenakerk gebouwde naastgelegen pastorie en Leo klooster werden niet gesloopt. Daar huist tegenwoordig PvdA-wethouder Rob Oudkerk.
Dit bijzondere kerkgebouw van Cuypers werd in 1968 gesloopt. Een zeer betreurde afbraak, want het was een van de boeiendste van alle Cuyerskerken en nog maar zevenenzeventig jaar oud. De fundamenten bleken niet in orde te zijn. Dit werd geconstateert door parochiaan Van der Pal, de boomlange constructeur en bouwkundige die er door de toenmalige pastoor Laurenwutch werd bijgehaald. Er was geen redden meer aan. Net als de de Willibrorduskerk aan de Amsteldijk en de Nicolaas en Barbara aan de Da Costakade ontkwam dit meesterwerk niet aan de afbraak. De Posthoorn in de Haarlemmerstraat, de Vondelkerk en de Dominicuskerk in de Spuistraat zijn aan de sloophamer ontsnapt. De gelijktijdig met de Maria Magdalenakerk gebouwde naastgelegen pastorie en Leo klooster werden niet gesloopt. Daar huist tegenwoordig PvdA-wethouder Rob Oudkerk.
De
basis en gewelven van de gesloopte Magdalenakerk tot op vandaag de dag
nog steeds waarneembaar op de kaalslag, die later de naam Domela
Nieuwenhuisplantsoen kreeg. Wat vreemd, want het standbeeld van deze
socialistische voorman bevind zich aan de andere kant van het spoor, op
het Nassauplein in de Staatsliedenbuurt.
De Maria Magdalenakerk Zijn
meest indrukwekkende Amsterdamse kerksilhouet realiseert Cuypers in de
nieuwe Spaarndammerbuurt, aan de stadsrand buiten de Willemspoort. Het
is een onmogelijke locatie, een wigvormig perceel ingesloten tussen
spoor en weg. Een tweede straat komt na een stevig conflict tussen het
gemeentebestuur en de ‘Commissie voor de bouw van een Rooms-Katholieke kerk buiten de Willemspoort’ vervallen. De Maria Magdalenakerk (1889-1891) mag niet veel kosten. Het is het oude steeds terugkerende dilemma: ‘met
de geringste middelen een ruim en waardig gebouw te stichten, dat ook
in de toekomst aan de behoeften van een zich uitbreidend kerspel blijft
voldoen en een schoon middelpunt vormt van een nieuw kwartier’.
Cuypers lost het probleem op zijn bekende, ingenieuze wijze op: hij
analyseert het perceel, ontleent daaraan een logische plattegrond, past
die op het terrein en vult de resterende ruimte met kapellen en
nevenruimten. Voor de Spaarndammerbuurt schuift hij net zolang tot hij
op het driehoekige lapje grond een kruiskerk kwijt kan. De dwarsschepen
krijgen tweezijdige sluitingen die de rooilijn volgen. Naast het koor
tekent hij dubbele kapellen naar het model van de Trierse
Liebfrauenkirche, in breedte uitwaaierend over het terrein. De punt van
het perceel vult hij met een gerende schiptravee, voorafgegaan door een
zeshoekige voorhal met portaal. Het gedeelte dat nu nog resteert wordt
gevuld met nevenruimten, traptorens en pastorie. Zo ontstaat een
plattegrond die met zijn golvende belijningen en insnoeringen de
rooilijn volgt. De wisselwerking tussen de beperkingen van het perceel
en de creativiteit van de architect leidt tot een ingenieuze oplossing
en een bijzondere ruimtelijke werking.
De opbouw is al even eenvoudig als de iets oudere Nicolaas en Barbarakerk (1883-1885),
ook een kerk in een volksbuurt. Bruinrode baksteen met speklagen in
gele steen en waar nodig profielsteen. Triforium en vensters samengevat
in een doorlopende nissenreeks. Een brede bakstenen tandlijst draagt het
houten tongewelf. Het briljante silhouet en de ruimtelijke werking
maken de kerk ondanks alle eenvoud tot een hoogtepunt. Eerst is er het
lage portaal, dan de rijzige voorhal. Na de hal is er de versmalling van
het schip dat zich naar de viering toe weer verbreedt, begeleid door
het ritme van de zijbeuken. Na de voorhal is de viering een tweede
ruimtelijk brandpunt. Hier valt licht van de torengalerij op de
dwarsarmen en de beschilderde triomfboog. Haar silhouet maakt de kerk
tot de poort van de westelijke stadsuitbreiding. Net als het Rijksmuseum
maakt ze front vanuit de straten van de oude stad. Compositie en
massawerking doen denken aan de ook op een driehoek gelegen Parijse St.
Augustin van Victor Baltard (1860-1871). Dit eclectische gebouw waarin
veel ijzer is verwerkt heeft zeker Cuypers’ aandacht getrokken door het
samenspel van de massa’s van de entree en de viering. In de Maria
Magdalena suggereren het angelustorentje boven de voorhal en het op de
rijzige torens van de Normandische kathedralen geïnspireerde massief van
de met leien beklede vieringtoren beweging en diepte. De lage daken van
schip en beuken worden omspeeld door de spitsen van de traptorentjes.
De opengewerkte spits, een variatie op de Augustinus te Nijmegen, is van
verre zichtbaar. Cuypers maakt de kerk daarmee tot een beeld van de
torenrijke stad van de middeleeuwen. Een onmisbaar accent in het
silhouet van Amsterdam, wat de stad er niet van heeft weerhouden in
1967-1968 wegens - waarschijnlijk vermeende - bouwvalligheid tot sloop
over te gaan.
De sloop is dan in gang gezet.
Toch zonde.
Zo ziet het het nu uit en de plek is gewijzigd in Domela Nieuwenhuisplantsoen.
En
er zijn ook weer plannen om een stukje geschiedenis van de
Spaarndammerbuurt door de "vooruitgang" te laten verdwijnen. Nieuwbouw
en vooral hoogbouw moet de uitstraling van Spaarndammerbuurt weergeven.
Er zijn ook ideeën die de geschiedenis niet onder een laag zand en stenen laten verdwijnen.
Er zijn ook ideeën die de geschiedenis niet onder een laag zand en stenen laten verdwijnen.
p.s. De informatie die ik hier opgetekend heb, is overgenomen vanuit het internet.
Ik heb niet de intentie te laten blijken dat het geheel van mijn hand is.Op You Tube is een korte impressie over de Maria Magdalenakerk te zien:
http://www.youtube.com/watch?v=34YFo7vzSF8
Geen opmerkingen:
Een reactie posten